Serviceclub & Sociëteit
De verschillen en overeenkomsten op een rij:
Zoals uit onderstaande omschrijving blijkt bestaat de (enige) overeenkomst tussen Seviceclubs en Societeiten uit het lidmaatschap op basis van uitnodiging en het regelmatig elkaar ontmoeten.
a. Serviceclub.
Een serviceclub is een vrijwillige non-profitorganisatie waarvan de leden elkaar regelmatig ontmoeten om liefdadigheidswerk te doen door daadwerkelijk bij te dragen of door het werven.
- Maatschappelijke missie: interne en externe dienstbaarheid.
Een serviceclub is in eerste instantie gericht op haar maatschappelijke missie, hetgeen externe dienstbaarheid wordt genoemd. Ten tweede wordt zijn gekenmerkt door interne dienstbaarheid. Leden worden gestimuleerd bij te dragen aan sociale activiteiten, netwerken en mogelijkheden tot persoonlijke ontplooi
- Lidmaatschap uitsluitend op basis van uitnodiging. Dit geldt echter niet meer voor alle clubs.
- Een professie maar één keer vertegenwoordigd binnen een lokale club.
Redenen voor dit principe: ideeën uitwisseling over elkaars beroep, om daarvan dingen te leren die ook toepasbaar zijn in de eigen praktijk; alleen de beste, meest gewaardeerde uit.de beroepscategorie. Economische motieven, vruchtbaar netwerk voor opdrachten, zonder dat hierin sprake was van concurrentie.
Aanwezige clubs
In Nederland zijn er twaalf bekende serviceorganisaties aangesloten bij de Stichting Serviceclubs in Nederland (SIN), het overlegorgaan en platform voor deze clubs. Dit zijn:
Unie van de Soroptimistclubs; Kiwanis, Lions Club, Leo Club, Fifty-One Club/Fifty-One International Ladies, Nederlandsche Tafelronde, Rotary International, Rotaract, Innerwheel, Ladies Circle, Junior Chamber International en Zonta.
b. Sociëteit
Sociëteit heeft in Nederland drie betekenissen:
- besloten gezelligheidsvereniging
- het gebouw waar een gezelligheidsvereniging bij elkaar komt.
- naam voor een kerkelijk genootschap / organisatie
Ontstaansgeschiedenis 1748 tot laat 18e eeuw
Sociëteiten bestaan in Nederland sinds 1748. Dat is het jaar waar in Den Haag de ‘Grande Société’ werd opgericht: een mannengezelschap uitsluitend bedoeld voor en bevolkt door adellijken, aristocraten, regeringsleden, hoge ambtenaren en diplomaten. De Grande Société was opgericht om de in 1747 tot kapitein-generaal, admiraal en erfstadhouder van de gehele Nederlandse Republiek uitgeroepen stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Gelderland een permanent ‘maatschappelijk draagvlak’ te gaan bieden. Tijdens het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) waren immers oude krachten tegen het huis van Oranje-Nassau fors op sterkte komen. In een setting van vermaak, van ontspannend kaartspelen, converseren, drinken en dineren zouden de verhoudingen verbeterd moeten kunnen worden. Althans dit was de hoop en ook het voornemen van erfstadhouder Willem IV en zijn naar Den Haag meegekomen Friese hofentourage.
Deze besloten mannensociëteit had een eigen pand, kende vaste regels (‘wetten’), nam besluiten bij meerderheid van stemmen en koos zijn eigen bestuur: al met al redenen waarom deze sociëteit wel met ‘mini-democratie’ is aangeduid. Toen was dit een volstrekt nieuw verschijnsel in de Nederlandse samenleving.
De sociëteiten die later en overal in het land zijn opgericht namen dit organisatiemodel over. Ook de sociëteiten uit de late 18e eeuw, die vrijwel allen een politiek doel hadden, deden dit. Dit was de periode waarin prinsgezinden lijnrecht tegenover patriotten stonden. Vanaf de stichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815) verloren deze politieke mannensociëteiten hun scherpte. Voor zover zij niet werden opgeheven of fuseerden veranderden zij in vrij bedaagde gezelschappen waarin zelfs tegenstanders van weleer elkaar pleegden te ontmoeten.
Nieuwe start midden 19e eeuw.
Met de opkomst al voor het midden van de 19e eeuw van een nieuwe maatschappelijke klasse – een nieuwe groep economisch machtigen waarin zogeheten ‘fabriekanten’ voorop gingen – werd het fenomeen sociëteit nieuw leven ingeblazen.
Sociëteiten vindt men in Nederland op veel plaatsen. Meestal zijn ze uitsluitend voor mannen bestemd, die in de regel vrij hoog zijn opgeleid, verantwoordelijke / leidinggevende posities bekleden in de publieke of private sector of die zelfstandige beroepen uitoefenen. Zij zijn vaak ondernemend, dit in brede betekenis te verstaan. Dit brengt met zich mee dat het fenomeen sociëteit wel getypeerd wordt met elitair.
Sinds de 1990er jaren, na een soms diepe inzinking op sommige plaatsen vanaf de 1960er jaren, mag het fenomeen sociëteit zich in een toenemende belangstelling verheugen.
Het woord sociëteit staat in het alledaagse spraakgebruik vooral voor een (vaak historisch) gebouw van zo'n besloten vereniging, terwijl zo'n (eigen) gebouw in de kern niet meer is dan de belangrijkste faciliteit is voor bijeenkomsten van sociëteitsleden.
Naast mannensociëteiten bestaan er inmiddels vrouwensociëteiten en zijn er ook gemengde sociëteiten opgericht. Tevens bestaan er studentensociëteiten en religieuze sociëteiten
Naamsbetekenis
Oorspronkelijk stamt het woord "sociëteit" af van het Latijnse woord "societas", wat zoiets betekent als "gemeenschap" of "gezelschap". Dit woord is afgeleid van "socius", wat zoiets betekent als "metgezel". Het woord sociëteit slaat dus op een groep mensen die iets gemeenschappelijks hebben. Terwijl de Nederlandse variant een elitaire bijklank had, wordt het Engelse "society" veel breder gebruikt. In Engeland heeft het de betekenis van "samenleving" of "maatschappij".
Enkele klassieke sociëteiten
Smedengilde en St.Eloyengasthuis in Utrecht; bestaat sinds 1304, en is een sociëteit vanaf 1884;
Trou moet blycken te Haarlem; bestaat sinds 1503, vermoedelijk al eerder (als Rederijkerskamer)
De Witte in Den Haag; bestaat sinds 1802 (eerst voor mannen, sinds de 1990er jaren als gemengde sociëteit)
Arti et Amicitiae in Amsterdam (kunstenaarssociëteit; sinds 1839)